Bordspellen schaken en dammen
De voorou der van het schaakspel, chaturanga ("spel van vier koningen"), werd gespeeld op 8 × 8 = 64 velden, tussen vier tegenstanders die elk voor zich speelden en beschikten over een boot, een paard, een olifant, een koning en vier pionnen. Elke speler speelde om de beurt, waarbij de dobbelsteenworp aangaf welk stuk verplaatst moest worden en de keuze van het veld aan de speler werd overgelaten. Enkele jaren later werden de dobbelstenen (en dus het gebruik van toeval) verwijderd, werden de spelers aan elkaar gekoppeld en plaatsten ze hun stukken naast elkaar, en tenslotte werd de leiding van elk spel toevertrouwd aan één enkele speler. Aldus gevormd, zal het schaakspel zich in drie richtingen verspreiden: in China, vervolgens in Korea en tenslotte in Japan, waar het zal leiden tot enigszins verschillende spelen; veel later (13e eeuw? ) naar Rusland (hetzij via de Mongolen of de Tartaren, hetzij via het Byzantijnse Rijk), vanwaar het teruggaat naar Scandinavië, Duitsland en Schotland; en tenslotte naar Iran, waar het door kooplieden wordt gebracht en de naam shatranj krijgt: het wordt overgenomen door de Arabieren, die, na Iran te hebben veroverd, het schaakspel zullen verspreiden op de noordkust van Afrika en het in Spanje zullen invoeren. Het spel verspreidde zich vervolgens door het Christendom, en Arabische manuscripten werden gevolgd door Europese.